Introductie tot de spelopdrachten

Voor we dieper ingaan op de spelopdrachten zelf, geven we nog wat context mee.

Generiek vs specifiek in de spelopdrachten

Een spelopdracht bestaat steeds uit:

  • een generieke spelopdracht, die hetzelfde blijft voor alle voorstellingen.
  • variabele informatie die specifiek is voor een voorstelling, bestaande uit foto, tekst, video. 

Een voorbeeld van de spelopdracht ‘inspiratie’:

  • Generieke opdracht: kinderen werken in groepjes rond hoe je inspiratie kan krijgen
  • Variabele inhoud: hier geeft het gezelschap inzicht over waar zij de inspiratie haalde voor deze voorstelling met een video, foto’s of tekst. Dit is informatie die jouw gezelschap invoert.

Belangrijkste principes

  1. Eenmalige invoer
    Jouw invoer-inspanning is slechts 1 keer nodig, ook al speelt jouw voorstelling in 10 cultuurhuizen.
  1. Jij bepaalt welke spelopdrachten bij jouw voorstelling passen of niet, maar vul minstens 1 spelopdracht in.
  • Je duidt aan voor welke graad de voorstelling bedoeld is: graad 1 (1e en 2e leerjaar), graad 2 (2e en 3e leerjaar) of graad 3 (5e en 6e leerjaar).
  • Je kiest inhoudelijk welke spelopdrachten bij je voorstelling passen (thema, verbeelding, inspiratie).
  • Je hoeft niet alle spelopdrachten in te vullen. Je kan in de applicatie bij aanvinken welke spelopdracht is niet geschikt is voor jouw voorstelling. 
  1. Reality-check: leerkrachten zullen gemiddeld 1 lesuur met VDS
  2. Het loont de moeite om meer spelopdrachten in te voeren. Zo heeft leerkracht keuzevrijheid. Jij kan in de applicatie aanvinken “deze opdracht is een aanrader”. Hiermee geef je een signaal aan de leerkracht over welke spelopdracht jij het meest geschikt vindt voor de voorstelling. Zo kan een leerkracht met weinig tijd, sneller kiezen.

12 spelopdrachten: 4 modules en 3 graden

We hebben voor de 3 graden van het lager onderwijs opdrachten ontwikkeld die aangepast zijn aan de leeftijd en passen bij de eindtermen van die graad.
De opdrachten zijn verdeeld over 4 onderwerpen (modules):

  • Thema: wat is een thema (algemeen) en wat is het thema van deze voorstelling?
  • Inspiratie: hoe krijg je inspiratie (algemeen) en wat was de inspiratie van de maker(s) voor deze voorstelling?
  • Verbeelding: hoe krijgt verbeelding vorm in een voorstelling (decor, licht,.. tem bespreking van diverse theatervormen)?
  • Etiquette: hoe gedraag je je als toeschouwer, wat voelt een speler als hij op het podium staat?

Benieuwd naar de opdrachten zelf?

Bekijk de 4 modules Thema, Verbeelding, Inspiratie, Etiquette. Je krijgt eerst uitleg over hoe de spelopdracht er inhoudelijk uitziet. Bij het lezen zal je merken wat jouw concrete input zal zijn voor de spelopdrachten(foto’s, tekst). Lees eerst de inhoud door, daarna krijg je een lijstje van welk bronmateriaal je moet voorzien om de drie graden te kunnen invullen. Door de overlap is het voorbereidingswerk beperkt.

Hoofdstuk Content
0% Complete 0/4 Stappen